Grondwettelijk Hof Beperkt Reguleringsmacht GBA over AI
Brussel, zondag, 21 september 2025.
Het Grondwettelijk Hof heeft bepaald dat de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) niet zelfstandig regels mag opstellen voor het gebruik van artificiële intelligentie. Deze uitspraak benadrukt het belang van wetgeving die technologische ontwikkelingen niet alleen volgt, maar ook de rechten van individuen beschermt. Het Hof stelt dat essentiële elementen van AI-regelgeving door de wetgever moeten worden vastgelegd, en niet volledig aan een onafhankelijke autoriteit zoals de GBA kunnen worden overgelaten. Dit heeft directe gevolgen voor de behandeling van privacyklachten en de rol van AI in de samenleving.
Beperking van de Macht van de Gegevensbeschermingsautoriteit
Het Grondwettelijk Hof van België heeft recentelijk bepaald dat de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) niet volledig zelfstandig regels mag opstellen voor het gebruik van artificiële intelligentie (AI). Deze uitspraak, gedaan op 18 december 2025, vormt een belangrijke stap in de juridische regulering van AI en benadrukt dat de wetgever verantwoordelijk is voor het vastleggen van de essentiële elementen wanneer fundamentele rechten, zoals het recht op privacy, in het geding zijn. De uitspraak maakt duidelijk dat de GBA weliswaar bevoegd is om aanvullende procedurele regels op te stellen, maar dat de basisprincipes door de wetgever moeten worden bepaald [1].
Impact op Privacyklachten en AI-Regelgeving
De uitspraak heeft directe gevolgen voor de behandeling van privacyklachten en het toezicht op AI-toepassingen. Door de beperkingen op de regelgevende macht van de GBA, moeten privacykwesties nu binnen een strikter juridisch kader worden aangepakt, wat kan leiden tot efficiëntere en meer consistente beslissingen. De uitspraak onderstreept ook de noodzaak voor een bredere herziening van de AI-regelgeving in België, waarbij wetgevers nauw moeten samenwerken met autoriteiten zoals de GBA om zowel innovatie als privacybescherming te waarborgen [1].
Voorbeelden van AI-Toepassingen en Hun Impact
Een concreet voorbeeld van AI-toepassingen die ons dagelijks leven beïnvloeden, zijn aanbevelingsalgoritmes zoals die van Netflix en Spotify. Deze systemen gebruiken machine learning om gepersonaliseerde aanbevelingen te doen op basis van kijk- en luistergedrag van gebruikers. Hoewel deze technologieën onmiskenbare voordelen bieden, zoals verbeterde gebruikservaring en tijdsbesparing, roepen ze ook ethische vragen op over privacy en bias. Het verzamelen van uitgebreide gebruikersgegevens om deze algoritmes te voeden, kan leiden tot zorgen over gegevensbescherming en de mogelijke invloed op gebruikersgedrag [GPT].
Ethische Dilemma’s: Privacy en Bias
De ethische dilemma’s rond AI zijn talrijk, met privacy als een van de meest urgente kwesties. Het gebruik van AI-systemen voor dataverzameling en -analyse kan leiden tot ongewenste inbreuken op de privacy van individuen. Bovendien bestaat er een risico op bias in AI-algoritmes, die discriminerende uitkomsten kunnen produceren als gevolg van vooroordelen in de gebruikte data. Deze problemen benadrukken de noodzaak van robuuste regelgeving en toezicht om ervoor te zorgen dat AI de rechten en vrijheden van individuen niet schaadt [2][3].
Conclusie: De Weg Vooruit voor AI-Regelgeving
De uitspraak van het Grondwettelijk Hof is een duidelijke oproep tot actie voor de Belgische wetgever om een gedetailleerd en effectief kader voor AI-regelgeving te ontwikkelen. Dit kader moet niet alleen technologische innovatie stimuleren, maar ook de bescherming van fundamentele rechten waarborgen. Samenwerking tussen wetgevers, toezichthouders en technologische experts is essentieel om een evenwicht te vinden tussen vooruitgang en ethische verantwoordelijkheid. Deze benadering kan als model dienen voor andere landen die worstelen met de regulering van AI [1][2].